Ondersoorten; er zijn negen ondersoorten te onderscheiden.
S.a.atrogularis, de nominaatvorm
S.a.deserti, verbleekt –grijze keelvlekken
S.a.semideserti, rugdek is grijzer, grijze keelvlekken
S.a.iwenarum, rugdek is grijzer, de onderbuik van de popjes is meer warm bruin
S.a.impiger, kopveren asgrijs, gebleekt-grijze keelvlekken, popjes hebben een zweem van rozige onderbuikbevedering.
S.a.seshekeenis, rugdek is grijzer,
S.a.somereni, rugdek is grijzer, uitgebreide zwarte keel en borsttekening, de onderbuik van de popjes is meer warm bruin
S.a.xantopygius, nauwelijks zichtbare grijze keeltekening
S.a.reichenowi, verschilt het meest van de andere ondersoorten, o.a. door de bruinere bevedering. Ook het wit in de bevedering is minder uitgesproken en meer crème-kleurig. Maar het meest valt het ontbreken van de min of meer zwarte keeltekening op, die de andere ondersoorten wél allemaal, in meer of mindere mate, hebben.
|