Aangesloten bij de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers

DE PAGODESPREEUW

Voor Foto's Zie onderaan. Ga naar Beneden.

Nederlandse Naam:

DE PAGODESPREEUW

Latijnse naam:

Sturnus pagodarum

Verslag in PDF-formaat:

Voor het verslag over de Pagodespreeuw in PDF-formaat

Land van herkomst:

De Pagodespreeuw komt veelvuldig voor op Sri Lanka, voorts in vrijwel geheel India, Nepal en oostelijk Afganistan. In India ontbreekt deze prachtige vogel in het droge noordwestelijk gedeelte geheel. In het Himalayagebied zien wij hem tot op een hoogte van ruim 2500 meter. Uiterlijk: De Pagodespreeuw heeft een opvallende lange zwarte kuif die plat over de kop wordt gedragen, maar wel bij uitbundige zang of anderszins wordt tentoongespreid. De bovenzijde is grijs, heeft zwarte vleugelslagpennen, de zijkanten van de kop en nek zijn roodbruin, tevens hebben zij witte scheen- en hielveren. De uiteinden van de zwarte staart zijn wit. De snavel is aan de basis blauw van tint, groen in het midden en geel aan de punt. De poten zijn geelachtig. De grootte is ongeveer 20 -21 cm.

Leefwijze in de natuur:

De Pagodespreeuw leeft gewoonlijk in cultuur - en landbouwgebied; ook in tuinen en parken en bij de huizen. De vogels trekken vaak paarsgewijs met elkaar op, maar ook wel ( vooral na de broedtijd) in kleine groepjes van 6 tot 12 exemplaren. De vogels verblijven veel op de grond of zoeken in vijgenbomen en dergelijke naar fourage. Voorts worden veel insecten zoals sprinkhanen en aardwormen genuttigd, vooral in de broedtijd, omdat de jongen voornamelijk met insecten en spinnetjes worden grootgebracht Interessant is dat deze spreeuwen graag grazend vee op de voet volgen en dan de "omhooggekomen" insecten met smaak verorberen. In hun nestgewoonten komen ze veel overeen met onze inlandse spreeuw - Sturnus vulgaris; ze gebruiken veel boomholten, kruipen onder daken of betrekken de door vogelliefhebbers beschikbaar gestelde spreeuwenkasten. Het nest wordt uit veertjes, droge grashalmen en dode bladeren opgetrokken en is een ruwe aangelegenheid.

Kweek:

Huisvesting - voeding e.d. Toen ik in 2004 met enkele koppels Pagodespreeuwen begon te kweken werden zij gehuisvest in afzonderlijke volières van 2,5 meter lang x 1,5 meter breedt x 2,10 m hoog. Deze waren niet begroeid en op de bodem werden houtsnippers gestrooid. In deze volière waren verder geen vogels gehuisvest, toch zullen ze tegenover andere vogels in een grotere volière geen agressie tonen. De vogels werden bij elkaar gelaten en de mannen baltste er gelijk op los. Als voedsel verstrekte ik mijn vogels fruit: appel, peer,en rozijnen, maar ook tahoe, universeel- en eivoer, met enige meelwormen. Het nest, de eieren en het algehele broedproces. In de eerste week van mei werd met nestmateriaal rondgevlogen; dit bestond alleen maar uit hooi. De vogels hadden echter geen haast, ze kregen weer een prikkel tot nest bouwen toen ik ze weer wat hooi verstrekte. Enkele dagen later werd een van de mannen ook actiever; voordien was hij nog niet bij de nestbouw betrokken geweest, maar nu toog hij aan het werk en binnen twee dagen was er met behulp van de pop een nest gemaakt in een nestkast. Deze nestkast was 22 x 22 x 34 cm. hoog; het invlieggat was 6 cm. Op de middag van 21 mei vond de paring plaats, want beide vogels zaten in het nest en ik hoorde een hoop gekrijs en geroep. Op 22 mei was het eerste ei er en op 24 mei waren het er drie. Ook koppel twee had in die zelfde periode een nest gemaakt en daar werden 5 eieren gelegd. Deze eieren werden door beide vogels bebroed, hoewel de man de vrouw nooit te lang van het nest liet om te eten. Toch lieten ze gewillig nestcontrole toe, ook toen de jongen er waren bleven ze op stok toekijken. Van koppel een kwamen alle drie de eieren op dezelfde dag uit en de jongen werden zo goed gevoerd, dat je ze zag groeien. Van koppel twee kwamen vier eieren uit en het vijfde bleek niet bevrucht. De vogels kregen veel dierlijk voedsel verstrekt en wel het volgende: buffalowormen, pinkies, vliegen, muggen en tahoe. De buffalowormen -pinkies en vliegen waren lichtjes met wat gistocal bestrooid. Totdat alle jongen geringd waren werden er geen meelwormen gevoerd, daarna vond ik ze groot genoeg om halve ingevroren en daarna ontdooide meelwormen te voeren. De jongen groeiden voorspoedig op en moesten na vijf dagen al geringd worden met ringmaat 4,3 mm. Na 21 dagen vlogen de jongen uit. Daarna kweekte ik met beide koppels nogmaals een ronde van elk vier jongen wat betekende dat ik dat jaar al meteen vijftien jongen kweekte. In januari 2007 werd ik met vier van deze jongen Nederlands kampioen met een A stam, en verder speelde ik overal in alle onderdelen vereniging – kring en districks jaren achter elkaar kampioen

Auteur en Fotograaf:

Gérard Klesman (Gedeelte van de tekst is overgenomen van De Smet

Foto's

NB. Wacht eerst voor alle foto's zijn geladen! Als u eerder op een andere foto klikt laad hij niet verder! U ziet dat doordat in de balk onderaan 'Gereed' staat. Dan kunt u op een andere foto klikken!

Terug